De priester - humanist Erasmus van Rotterdam in zijn preek over Gods Barmhartigheid.
Op 29 juli 1520 schreef Desiderius Erasmus aan de bisschop van Bazel, waar hij toen woonde in een briefje ter begeleiding van de preek over Gods barmhartigheid die hij voor de bisschop gemaakt had:
"Ongetwijfeld was het passend en goed in deze zondvloed aan ellende alle mensen aan te sporen hun toevlucht te zoeken de goddelijke barmhartigheid".
Erasmus begint dan de lange preek met het volgende gebed:
"Almachtig Woord van de eeuwige Vader, Jezus Christus, die beloofd hebt dat U erbij zult zijn waar twee of drie zijn samen ekomen, U ziet hoevelen hier in uw Naam bijeen zijn. Wees daarom naar uw belofte hier aanwezig in deze samenkomst, zodat wij allen door de uitstorting van uw heilige Geest in ons hart de grootheid van uw barmhartigheid meer ten volle kunnen begrijpen, tegelijkertijd met meer inzet dank brengen voor die barmhartigheid, die wij zo vaak hebben ervaren, die des te dringender inroepen in al onze noden en tenslotte de barmhartigheid van onze Heer die we in zo ruime mate hebben ervaren als slaven aan onze medeslaven betonen. Amen"
Hij vervolgt: "
…….Onder de vele vormen van kwaad die het mensdom naar de eeuwige ondergang sleuren zijn er twee ziekten, de belangrijkste en de duidelijkste, die alle mensen vooral moeten vermijden als het geloof hun ter harte gaat en ze deel willen krijgen aan de eeuwige gelukzaligheid. Dat zijn zelfvertrouwen en wanhoop. Het één ontstaat uit een hart dat zich verblind door eigenliefde tegen God verheft, het ander is aan de ene kant het gevolg van het afwegen van de zwaarte van de eigen misdaden, aan de andere kant het besef van de strengheid van Gods oordeel zonder aan zijn barmhartigheid te denken. Beide kwaden zijn zo ver-derfelijk en verfoeilijk, dat veel mensen niet kunnen uitmaken welke nu eigenlijk afschuwelijker is…….
…….In deze preek gaat het er niet alleen om uit te leggen hoe erg het is als je aan vergeving moet wan-hopen, maar ook hoe groot Gods barmhartigheid is. Die wil ik vandaag prijzen, want die verdraagt zelfs zulke mensen en geeft hun gelegenheid boete te doen….
Wat zingt psalm 35? “Uw barmhartigheid Heer, is in de hemel, en uw waarheid tot in de wolken”. De hel heeft de barmhartigheid van de Heer ervaren toen Hij de poorten van de hel openbrak en de gevangen naar het hemelse koninkrijk bracht. (Job 37,33)……
…….Er is geen kwaliteit die de Heilige Schrift in God méér verheerlijkt dan zijn barmhartigheid, die ze soms groot, soms overweldigend noemt. (Ef.2,4)
p.243…….Elk boek van het Oude Testament verkondigt Gods barmhartigheid, bezingt die en prent die in. En waar zijn nu die lui, eerder gekken dan ketters, die van één God er twee maken, de één van de Oude Testament, die alleen maar recht-vaardig zou zijn geweest en niet ook goed, de ander die van het Nieuwe Tes-tament, die alleen goed zou zijn ge-weest, en niet ook rechtvaardig…..
p.252.…….Biecht tijdens je leven, je zult biechten als je leeft en gezond bent en God loven en roemen in zijn erbarmen. Hoe groot is de barmhartigheid van de Heer, hoe genadig is Hij voor wie zich tot Hem wenden”…
p.263.....Als we werkelijk barmhartug zouden zijn, zouden onze weldaden zich ook uitstrekken tot de Turken en zouden we vurige kolen op hun hoofd stapelen zodat ze, geraakt door onze vriendelijkheid, zich bij onze godsdienst zouden aansluiten. Maar nu vallen wij christenen andere christenen meer lastig en belagen hen wreder met oorlogen, moord, diefstal en roof dan ooit wilde dieren hun vijanden teisteren.....
Citaten uit: Desiderius Erasmus. Deel 6. Theologie. Gods onmetelijke barmhartigheid.Vert.Jan Bloemendal. Amster-dam 2015
Op 24 april 1492 (feestdag van de evangelist Marcus) is Erasmus door de wijbisschop Jan van Tiel in de Utrechtse St.-Maartenkathedraal (Domkerk) van Utrecht tot priester gewijd. Na zijn wijding ging hij verder studeren in Parijs. Hij werd kanselier van Henri van Bergen, de aartsbisschop van Kamerijk. Hij kreeg vanwege zijn zwakke gezondheid en zijn studies een tijdelijke dispensatie van bepaalde religieuze ver-plichtingen. Paus Leo X maakte deze dispensatie permanent. Er is een interessante briefwisseling tussen hem en paus Adrianus VI (geboren in Utrecht) bewaard gebleven o.a. over de dringende roep van de au-gustijner pater Maarten Luther om hervorming van de kerk.