De 95 stellingen zijn gericht tegen de aflaat. Dat de aflaathandel niet deugde is inmiddels wel duidelijk, niet alleen voor protestanten. Ook de Rooms-Katholieke Kerk heeft deze misstand snel uitgebannen. Het protestantisme reikt echter verder dan de aflaathandel. Het gaat om de wijze waarop mensen vrijspraak verkrijgen. Die krijg je niet door een aflaatbrief te kopen. Die krijg je alleen doordat God zelf je vrijspreekt. Het gaat om de persoonlijke relatie tussen Christus en ons, waarin we zijn vergevende liefde ontvangen en ervaren. Het gaat tussen God en mij en daarvoor is geen bemiddeling van een priester, van een paus of van heiligen voor nodig. Ik ben alleen afhankelijk van Christus en niet van een ander mens. Het is het hart van het orthodoxe protestantisme.
Juist in dat perspectief wil ik vanmiddag een stelling in het licht stellen die niet expliciet over de aflaat gaat, stelling 7: ‘God vergeeft niemand de schuld zonder hem te brengen tot deemoedige gehoorzaamheid aan de priester als zijn plaatsvervanger.’
Niet zonder de priester
‘God vergeeft niemand de schuld zonder hem te brengen tot deemoedige gehoorzaamheid aan de priester als zijn plaatsvervanger.’ Men kan uiteraard zeggen dat het hier niet gaat om absolutie door de priester, maar dat onderworpenheid juist het gevolg daarvan is. Dat staat er echter niet: er is geen schuldvergeving zonder onderwerping aan de priester. En dat is omdat die de plaatsvervanger van God is. En achter de priester staat de paus. Volgens Luther is het weliswaar niet zo dat de priester of de paus op eigen gezag absolutie kan verlenen. Dat wil echter niet zeggen dat de absolutie buiten hen om gaat. De paus kan de zondeschuld slechts vergeven door te verklaren en te bekrachtigen, dat ze door God vergeven is, staat in de vorige stelling. Maar het is wel de paus en in zijn verantwoordelijkheid de priester die de goddelijke vergeving moet verklaren en bekrachtigen. Daarom, zo luidt stelling 38: ‘mag men de vergeving en het aandeel van de paus daarin niet minachten, omdat zijn vergeving de aankondiging van de goddelijke vergeving is.’ De paus en in diens opdracht de priester zijn dus allerminst overbodig. Zij spreken de goddelijke vergeving over mensen uit.
Het is dus volgens Luther allerminst zo dat het alleen tussen God en mij gaat, zoals het latere protestantisme het wil hebben. Alleen door het woord van God dat de priester in zijn naam over ons uitspreekt krijgen we genade. We kunnen dus niet zonder het ambt dat in Gods naam ons de vergeving toedient door Gods vergeving te bekrachtigen. Juist daarin onderscheidt de ministeriële reformatie zich van de doperse.
God als lieve Vader
Op deze wijze wordt vermeden dat vergeving wordt dat wij onszelf vergeven. Als we zelf de absolutie over onszelf uitspreken in Gods naam is er geen enkele kritische instantie meer over. Dan komen we makkelijk bij de goedkope genade. God zal het wel vergeven want dat is zijn beroep. God is immers een liefdevolle Vader. Dan komen we zelfs uiteindelijk in een relatie met God waarin vergeving geen rol meer speelt. God is een lieve Vader die weet hoe we zijn en ons aanvaardt zoals we zijn. Zonde speelt daarin geen rol meer en vergeving, laat staan vrijspraak, absolutie, dus evenmin. Dat is de toestand van een groot deel van het huidige protestantisme.
Geen goedkope genade
In die context is het goed om de stelling van Luther onder ogen te zien: ‘God vergeeft niemand de schuld zonder hem te brengen tot deemoedige gehoorzaamheid aan de priester als zijn plaatsvervanger.’ Je kunt je zelf niet vergeven. Daarvoor heb je altijd de priester nodig en achter hem de paus die een wakend ook houdt op de priesters of zij hun werk wel serieus nemen – of zij de absolutie en dus de zonde wel serieus nemen. Luther wijst aflaat niet af om die in te ruilen voor goedkope genade. Hij wijst die juist af omdat daardoor genade te goedkoop wordt en op een verkeerde kostenpost wordt gezet. In de aflaat gaat die ten koste van het brood van de armen, terwijl die ten koste van het hart van de zondaar zou moeten zijn en dat is een veel groter offer dan geld. Het kost je je hele leven. Vrijspraak van zonde betekent dat je de zonde zo serieus neemt dat die je hele leven je blijft achtervolgen. Zo zegt stelling 4 het: ‘Daarom blijft de goddelijke straf, zolang de mens een afkeer heeft van zichzelf – en dat is de echte innerlijke boete – bestaan tot de overgang uit dit tot het eeuwige leven.’ De gedane zaken die geen keer nemen blijven je je leven lang achtervolgen. Dat is niet ondanks de vergeving, maar juist vanwege de vergeving. Vergeving impliceert dat je verkeerd hebt gedaan. Dat vind je verschrikkelijk en dat blijft je tot je dood achtervolgen. Die straf kun je niet met geld afkopen.
Rouwmoedigheid en verlichting
Dat wil niet zeggen dat je met zondebeklag er bent. Dan maak je het jezelf nog te makkelijk. Stelling 3: ‘Christus wil niet dat het alleen gaat over de innerlijke boete; ja, de innerlijke boete is waardeloos en geen boete, als zij niet uiterlijk op allerlei wijze het doden van het vlees bewerkt.’ En het eerste van het doden van het vlees is dat je probeert om zoveel als het kan de gevolgen van je zonde te herstellen, ofwel: wat doe je voor het slachtoffer van jouw daad? Je leven lang kun je je daad niet ongedaan maken, maar je kunt wel probeer het gekwetste leven van een ander te helen. Dat kost waarschijnlijk heel wat meer dan een aflaatbrief. Het is trouwens het doden van het vlees ‘op allerlei wijze’: je hele leven inrichten in het besef van wat je aanricht als je een ander kwaad doet. Dan wordt de ander, niet alleen de ander tegen wie we gezondigd hebben, maar ook de ander tegen wie we potentiëel zouden kunnen zondigen, belangrijker dan ik, zoals de apostel zegt.
Aan dat leven geeft de priester leiding – want anders wordt de last te zwaar. Hij bekrachtigt in Woord en sacrament de vergeving van God om te zorgen dat én de zonde én de absolutie serieus blijven. Het zou goed zijn als juist protestanten de stellingen van Luther eens goed zouden lezen, te beginnen bij de eerste 7. Bij wat die zeggen wordt de rest over de aflaat kinderspel.