Terreinverlies
Politiek commentator Hans Goslinga schrijft in Trouw in zijn column bij gelegenheid van het 35 jarige
lustrum van het CDA dat de partij in de vier grote steden slechts 10 van de 180 te verdelen zetels heeft.
Voor een partij die zich tot de invloedrijksten van ons land rekent, is dat iets om zich grote zorgen over
te maken.
De partij scoort het hoogst in de provincies, en dan nog in die aan de rand van ons land. Friesland, Overijssel en Limburg.
Waar het leven nog een beetje overzichtelijk
lijkt, gedijt het CDA kennelijk, volgens Goslinga. Maar waar de samenleving onoverzichtelijk is, zoals in de steden, verliest de partij nog steeds terrein.
Met de trek naar de grote steden vanuit de provincie
is dat geen hoopvol vooruitzicht voor de christendemocraten. In de steden is hun invloed klein, en de randen van ons land waar ze wel een rol spelen, neemt het aantal inwoners af.
Er is een duidelijke parallel met
de kerken in ons land. In provincies waar het leven enigszins overzichtelijk lijkt, is er in de regel nog sprake van enige vorm van kerkelijke presentie. Maar in de grote steden heeft de kerk moeite om het hoofd boven water te houden in de zee van mensen.
Gezien de krimp van de bevolking in de provincies en de moeite van de kerken om zich in de steden enigszins staande te houden, is dit geen rooskleurig beeld.
Kerksluiting
In de Rooms-katholieke kerk neemt met name kardinaal Eijk geen blad voor de mond als hij vanuit deze ontwikkeling de toekomst van de parochies en kerken in het aartsbisdom beschouwt.
De komende vijftien
jaar zal als de ontwikkelingen niet veranderen, volgens de kardinaal, het bisdom nog uit ongeveer 20 parochies bestaan met één of meer kerken afhankelijk van de vitaliteit. Op dit moment zijn er nog 50 parochies met samen enige honderden kerken.
Vijfentwintig jaar geleden waren er nog 350 parochies in het Aartsbisdom Utrecht.
In de media en in de volksmond wordt de niet erg optimistische visie van de kardinaal vaak voorgesteld als een bewust beleidsplan.
De aartsbisschop zou er volgens tegenstanders op uit zijn om kerken te sluiten en op die manier een aantal orthodoxe centra over te houden.
Maar de kardinaal benadrukt telkens dat hij helemaal niet bewust aanstuurt
op sluiting van kerken. Hij kan dit zelfs niet volgens het kerkrecht, legt hij uit, omdat niet de bisschop, maar parochiebesturen kerkgebouwen voordragen om gesloten te worden. Reden kan zijn dat de inkomsten ver achter blijven bij de uitgaven voor personeel
en gebouwen, en dat een faillissement dreigt.
Door de kritiek op de persoon, wordt de aandacht van de zaak zelf afgeleid. Waar het om gaat is de kerkelijke presentie in onze tijd. Welke vorm kan zij aannemen in onze
tijd. Het werkelijke probleem wordt verhuld door de mist van de commotie. Als die mist is opgetrokken zal het probleem intussen alleen maar toegenomen zijn. Terwijl de tijd dringt.
Algemeen kerkelijk
probleem
Ook in de Protestantse Kerk Nederland is sluiting van kerken een zaak die velen bezig houdt. Daar geen bisschop die men verwijten kan maken. Tenminste nog niet, want af en toe klinkt in de PKN de roep om een bisschop om
kordater problemen te kunnen aanpakken.
Een kerkrentmeester uit Enschede schrijft in een ingezonden brief in Trouw naar aanleiding van de commotie rond kardinaal Eijk dat in die stad zes kerken gesloten zullen worden.
Op de homepage van de EO stond deze week het bericht dat tachtig procent van de protestantse kerken in de rode cijfers is beland. Alles bevestigt het beeld van gestage teruggang van kerkelijke presentie in de provincies
en marginalisering in de steden.
Hoe onoverzichtelijker en gevarieerder de samenleving, hoe minder kerk en christelijke politiek nog zichtbaar zijn. Elkaar van dit proces de schuld geven, is geen oplossing. Het gaat
om een proces dat zich in de samenleving voltrekt. Natuurlijk is sluiting van kerkgebouwen heel pijnlijk. Gelovigen en niet-meer-gelovigen zijn vaak emotioneel verbonden met een kerk. Daar moet zeer zorgvuldig mee worden omgegaan. Het vraagt om een zorgvuldige
communicatie.
Maatschappelijke en cultureel probleem
Verder is het ook een zaak van heel de gemeenschap van een dorp, stad of buurt wat er met
een kerkgebouw moet gebeuren als de kerkelijke gemeente niet meer in staat blijkt het gebouw open te houden.
Terecht heeft de Christen Unie aandacht van de politiek gevraagd om zich te buigen over de toekomst van
de kerken in ons land. Ze bepalen vaak de horizon, of het beeld van de buurt. De bouwstijlen zijn van belang vanuit cultureel opzicht. En vaak vervullen kerken afgezien van hun religieuze functie een rol als centrum in een gemeenschap.
Sluiting van kerkgebouwen is iets dat ons allen als burgers aan gaat. Onttrekken aan de eredienst wil niet zeggen dat de kerk ook als gebouw hoeft te verdwijnen. Het zou goed zijn als de politiek zich hierover buigt. In Frankrijk zijn
de kerken van de overheid. En in Duitsland betalen kerkleden kerkbelasting via de overheid. Dat is een situatie die in ons land niet denkbaar of wenselijk is. Maar het kerkgebouw als speelbal van krachten zoals de marktwerking is toch ook niet de bedoeling.
Het heeft al genoeg te lijden van weer en wind.
Hoe langer hoe meer worden de contouren van het werkelijke probleem duidelijk: hoe onoverzichtelijker, gevarieerder en dynamischer de samenleving, hoe onzichtbaarder
en marginaler kerk en geloof. Door de verstedelijking en de ontvolking van het platteland en de randen van ons land zal dit proces alleen maar toenemen.
Angst en onzekerheid
Volgens Goslinga in zijn column in Trouw is het verdwijnen van de christendemocratie in de steden een gevolg van angst om met het onbekende en vreemde om te gaan. Naar zijn mening heeft het CDA de boot gemist in de afgelopen periode door onvoldoende
ruimte te bieden aan mensen van andere culturen en geloven in de partij en aan hun verlangens.
Ik ben onvoldoende op de hoogte met wat erin de hoofden van de leiders van het CDA omgaat, maar het woordje “angst”
is denk ik wel terecht. Angst voor wat niet overzichtelijk is, wat onbekend is, wat buiten de gebaande paden gaat. In de onzekerheid van de moderne samenleving kun je met angst niet uit de voeten.
Natuurlijk is er
angst. De meeste moderne mensen, en vooral jonge, hebben last van angst. Maar zij weten dat die angst als raadgever tot niets leidt.
Tegen de angst knokken, de kansen grijpen die er liggen, wendbaar zijn, is de remedie
van de jonge mensen om het hoofd boven water te houden en een beetje gelukkig te zijn in alle onzekerheid en dynamiek.
Als ik Goslinga goed begrijp, moeten de christendemocraten de angst afleggen voor alles wat onzeker
maakt, om weer voet aan de grond te krijgen in de moderne samenleving. Geen angst hebben voor de buitenwereld, maar er helemaal voor openstaan.
Zichtbaarheid
Ook hier
zie ik een parallel met de kerk en de christelijke presentie in onze samenleving.
De kerk is meester geweest in het zichtbaar zijn in een overzichtelijke wereld.
Kerken werden
gebouwd op hoogste punten, vaak nog op de plek waar de heilige eik of andere voor-christelijke heiligdommen stonden.
In de tijd van de industrialisatie en de uitbreiding van de steden met nieuwbouw wijken was het
beleid dat in elke wijk een kerk werd gebouwd, een rooms-katholieke, een Hervormde en een Gereformeerde.
Velen van ons zijn nog met dat beeld vertrouwd uit onze jeugd. Daardoor heeft het model iets normatiefs. We
zien het verdwijnen ervan als een groot probleem en steken alle energie erin om groter verval tegen te houden.
Maar als het probleem nou eens een geweldige uitdaging blijkt te zijn? Als we de angst voor het
onzekere en onbekende afleggen, zouden we als christenen dan niet veel meer kunnen betekenen met de boodschap van het Evangelie?
Meester zijn in een overzichtelijke wereld uit zich in een presentie en macht die zegt:
“kom maar naar ons toe. Wij hebben alles wat jij nodigt hebt”.
Daar tegenover leerling zijn. Leerling van Jezus zijn in een onoverzichtelijke situatie betekent naar de mensen te gaan, zijn waar zij
zijn, met alle angst, onzekerheid en armoede, om zo de rijkdom en de blijdschap van het Evangelie te beleven.
Een paus uit een wereldstad
Het is voor mij een bijzonder
teken van Gods voorzienigheid dat juist in deze tijd een paus gekozen is die meer dan vijfentwintig jaar aartsbisschop is geweest van een stad van minstens 13 miljoen inwoners: Buenos Aires.
Andrea Riccardi, oprichter
van de nieuwe kerkelijk beweging San’Egidio, schrijft in zijn boek La Sopresa di Papa Francesco (Milaan 2013) over de grondmotieven van het pastoraat van paus Franciscus dat de verkondiging van het Evangelie in verstedelijking op aarde één
van zijn grote passies is.
We leven in een tijd waarin sommige hoofdsteden meer bewoners tellen dan de rest van het land. In Argentinië is dat al het geval. De stad is een wereld die de alles bepalende horizon
van mensen geworden is.
Paus Franciscus ziet de bijna onmetelijke stad niet als gebied dat in religieus opzicht als verloren moet worden beschouwd. Hij ziet de stad van de mens juist als een enorme uitdaging voor
het Evangelie. In zijn visie moeten we als christenen present zijn door de armen te helpen in nood, door mensen zonder uitzicht hoop te bieden. “Huur een garage waar je met anderen bidt en waar mensen kunnen aankloppen” adviseert de paus de priesters
en de leiders van gemeenschappen.
Geen gebouwen maar getuigen
We moeten zichtbaarheid van de kerk niet verwarren met zichtbaarheid door kerktorens.
Wat bijna iedereen vergeet, is dat christenen in het begin drie eeuwen lang geen kerkgebouwen mochten bouwen omdat de kerk verboden was. Gelovigen werden vervolgd en velen werden om hun trouw aan het Evangelie gedood. Zij heetten “martelaren” (Grieks
martyr “getuige”), christenen die met hun leven getuigden.
Drie eeuwen lang duurde deze situatie, denk je eens in. Toch werd het geloof doorgegeven en groeiden de christelijke gemeenschappen.
Pasen na 325 mochten er kerken gebouwd worden en monumenten op heilige plaatsen worden opgericht.
Waar was God al die tijd? Was Hij nergens vanwege het ontbreken van gebouwen? Hij
was in de harten van de gelovigen, in de hartelijke wijze waarop zijn samenkwamen op een binnenplaats om het brood te breken, in de voorbeeldige wijze waarop men met de armen omging. In de vrijheid die men beleefde doordat voor God iedereen gelijk was: vrije
en slaaf, rijke en arme, man en vrouw, enzovoort. Niets was voor de eerste christenen zeker, alleen God. Maar juist daardoor konden ze voor hun medemensen zoveel betekenen.
Vergeten we ook niet de tijd van de Reformatie
toen de Rooms-katholieken alle openbare kerkgebouwen verloren. Drie eeuwen lang mochten ze alleen thuis en in schuilkerken hun geloof vieren. Het waren vooral de gezinnen waarin generaties lang het geloof werd doorgegeven en beleefd in de huiselijke rituelen.
Het begon in de steden
De verkondiging van het Evangelie door de apostelen en de eerste christenen begon in de grote steden. Lees het boek van de Handelingen der apostelen erop na. Paulus begaf
zich naar de plekken waar mensen samenkwamen. Natuurlijk waren die steden kleiner dan de moderne, maar op een bepaalde manier waren ze heel onoverzichtelijk. Er waren vele rondtrekkende handelslieden. En overal waren Romeinse garnizoenen gelegerd die
vaak snel van samenstelling wisselden. Er was een mengelmoes van culturen en talen. De apostelen zagen de stad niet als een onoverkomelijk probleem, maar als “velden die wit waren om te oogsten en waarin de Heer van de oogst hen had uitgezonden”.
De stad van God en mensen
In zijn eerste encycliek Gaudium Evangelii bespreekt paus de uitdaging om de vreugde van het geloof te verkondigen en ook zelf te beleven in de stad.
Meer dan wie ook is de voormalige aartsbisschop van Buenos Aires zich bewust van de menselijke ellende in de stad, maar het is ook de plaats waar de stad van God zich voltrekt.
“Het nieuwe Jeruzalem, de
heilige Stad , is het einddoel waarnaar de hele mensheid op weg is. Het is interessant dat de openbaring ons zegt dat de volheid van de mensheid en de geschiedenis wordt verwezenlijkt in een stad. Wij moeten de stad vanuit een contemplatief standpunt herkennen,
ofwel vanuit een standpunt van het geloof dat de God ontdekt die in haar huizen, in haar straten, op haar pleinen woont. De tegenwoordigheid van God begeleidt het oprechte zoeken dat mensen en groeperingen doen om steun en zin voor hun leven te vinden. Hij
leeft onder de burgers en bevordert de solidariteit, de broederlijkheid, het verlangen naar het goede, naar waarheid, naar gerechtigheid. Deze tegenwoordigheid mag niet worden vervaardigd, maar moet worden ontdekt, onthuld. God verbergt zich niet voor hen
die Hem zoeken met een oprecht hart, hoewel zij dat tastend doen, op een onnauwkeurige en vage wijze “ Evangelii Gaudium (Hoofdstuk II, 71)
Hoe anders is vaak nog onze eigen instelling. We willen houden
wat we hebben en we zien de onkerkelijke omgeving als bedreiging van ons geloof en de waarden van het geloof. Hoe christelijk is deze visie en hoe vreugdevol is deze beleving? Hoe kan zo een gemeenschap iets uitstralen naar anderen, met name jongeren voor
wie de wereld onoverzichtelijk is en zal blijven, net als voor de armen en ontheemden, en voor wie niet?
Kerk in de kinderschoenen
Ik ben zelf pastoor in Leidsche
Rijn (inclusief Vleuten/De Meern). In minder dan 15 jaar is de bevolking hier gegroeid van 17.000 tot 85.000. Ze zal doorgroeien tot 100.00. Vanuit heel Nederland en van over de hele wereld komen hier mensen wonen. Er zijn weinig historische en natuurlijke
verbanden. Er zijn geen nieuwe parochiekerken bijgekomen ondanks de enorme toevloed van mensen. Kerksluiting lijkt de komende tien jaar niet aan de orde vanwege de vitaliteit van de geloofsgemeenschap en de aanwas met jonge mensen. Maar de vraag hoe je buiten
de kerkgebouwen kerk kunt zijn, hoe je als christenen zichtbaar en vruchtbaar kunt zijn in enorme woonwijken zonder zichtbare kerken, is des te urgenter.
Ik merk hoe belangrijk in zo’n stedelijke omgeving sociale
media zijn als Facebook en Twitter. Maar dat is slechts één aspect van presentie.
Samenwerking met de nieuwe buurtteams is een nieuwe mogelijkheid door samen mensen te helpen. Bondgenoten zoeken bij
de medechristenen, en bij alle groepen die opkomen voor menselijkheid en andere gemeenschappelijke waarden.
En vooral door persoonlijk als christenen herkenbaar present te zijn door onze hoop, door liefde en blijdschap,
en edelmoedigheid, door samen te komen en te bidden en elkaars verhalen en ervaringen te delen.
Het is ook nodig voor ogen te houden dat de kerk een instituut is met ambten, maar ze is evenzeer ook een beweging
met charisma’s.
De kerk is tweeduizend jaar oud, maar ze staat ook nog steeds in de kinderschoenen. Het is niet of-of, maar en-en.
Plaatselijke kerken moeten samenwerken
met kerkelijke bewegingen en congregaties. Elkaar niet als concurrenten beschouwen
Ik denk ook aan de vele katholieken die uit andere werelddelen hier komen wonen. Zij zijn vaak een voorbeeld hoe je spontaan
kunt geloven, zonder de vertrouwde sociologische context die voor ons geboren en getogen Nederlanders zo nodig blijkt om het geloof te bewaren. Met het verlies van die context lopen velen letterlijk met hun ziel onder de arm. Vooral van de Zuid-Amerikaanse,
Aziatische, Oost- en Zuid-Europese christen kunnen we veel leren.
Christelijke presentie als permanente uitdaging
Leidsche Rijn is deel van de gemeente Utrecht. Volgens berichten lijkt
in de stad Utrecht sluiting van meerdere kerkgebouwen onafwendbaar.
Als dat zo is zullen die monumentale kerken hopelijk behouden blijven voor de buurt. Toch betekent dit dat ook in de stad Utrecht mogelijk op korte
termijn hele stadsdelen zonder kerkelijk presentie in de vorm van zichtbare kerken zullen komen.
Hoe kunnen we daar als christenen present zijn. Hoe voorkomen we dat we daar door de “angst voor de buitenwereld”
geen mogelijkheden meer zien om het Evangelie aan velen te verkondigen en samen met velen te beleven?
Wat zou het jammer zijn als we blijven steken in de discussie en de pijn van kerksluitingen. Sluiting van kerken
kan nooit een doel op zich zijn, maar behoud ervan ook niet.
Natuurlijk is voor ons een kerk meer dan een gebouw. Het is een huis van God. Het is zichtbaar teken van Gods tegenwoordigheid onder de mensen. Maar sluiting,
als het echt niet anders kan, betekent niet het einde van de tegenwoordigheid van Christus in ons midden.
Het kan ook het begin zijn van de ontdekking hoe krachtig de blijde boodschap is als we naar buiten treden.
Het zou heel goed zijn als we als parochies binnen Utrecht samen kijken hoe we aan de oproep van paus Franciscus gehoor kunnen geven om in onze stad als christenen present te zijn.
Laten we de stad niet als een bedreiging
van kerk en christelijke waarden zien, maar als een enorme uitdaging om de vreugde van het Evangelie te beleven als in de dagen van de eerste christenen.
(c) Martin Los, 29 april 2015