Voorbeelden van Getuigen van het Evangelie:
a. Aartsbisschop Oscar Romero
b. Monniken van Algerije. AMEN! Insjallah! Algiers, 1 december 1993, Tibhirine, 1 januari 1994 Christian (de Chergé) . Film des hommes et des dieux
a. Oscar Romero Zalig
Het Feest rond Romero / Yosé Höhne-Sparborth
Vrijdag 22 mei. We dalen vanuit Arcatao langzaam af naar de bewoonde wereld, in iets wat een zondvloed lijkt. Er zijn momenten waarin de chauffeur bijna niets ziet. En als de regen zelf even wat kalmer is, spoelen er zulke rivieren met stenen over de autoweg, dat het verkeer met re-gelmaat stapvoets moet gaan. Soms vraag ik me af of er wel een weg is onder dat water, en waar de chauffeur het vertrouwen vandaan haalt dat die weg er inderdaad nog is…
Als we vier uur later aankomen in ons hotel, is het droog. Maar de avond zal weer regen brengen is voorspeld. De avond. Er is een Vigilie op de plek waar morgen de Plechtige Proclamatie zal zijn, en er zijn enkele Vigilies op pleinen in de stad, door volksgroepen georganiseerd. Het beeld blijft voor ons vreemdelingen onhelder, wat waar zal zijn. Onze gastvrouwen willen ons overal heen voeren waar wij maar wensen, maar weten ons niet te oriënteren. En het is uiteindelijk HUN heilige, dus ik hak de knoop door: „ Jullie bieden aan wat voor jullie mogelijk is, en dan kunnen wij kiezen”. Met realisme blijken er drie keuzes te zijn: thuisblijven, naar de hoofdplek gaan en daar de nacht doorbrengen om je plek te houden, of naar het Plein van de Grondwet, waar de ba-sisgroepen samenkomen. Vier van ons gaan naar de basisgroepen, vier blijven in het hotel van-wege de regen.
Vigilia Plaza de Constitución:
Men noemt het liturgie, voor mij heeft het meer van een manifestatie, ook al wordt er regelmatig gebeden en gezongen. Gebeden voor de vermisten die nog steeds vermist zijn, voor de vermisten van de laatste jaren, smeking om eindelijk rechtvaardigheid in dit land. En helemaal volk van El Salvador zoals ik het ken: aan de buitenrand van het plein wordt van alles verkocht, en vooral T-shirts van Romero: elke groep heeft ze gemaakt, met telkens een ander citaat van hem op de rug. Ik koop er een dat spreekt van de basisgroepen: „Dat er steeds meer kerkelijke basisgroepen mo-gen komen.” 21.05.’78
De manifestatie: hoog DDR-gehalte, zouden we in mijn Nederlandse kring zeggen. Klein land, met de grote machtige buur VS. Land waar de dollar het betaalmiddel is, gekoloniseerd dus via de munt zoals men dat hier voelt. Dan heb je grote woorden nodig om het gevoel te krijgen dat je zichtbaar bent. Grote woorden dus, ontvangen met applaus en met gelach. En veel spreekkoor: „Romero!”; Volk: „Viva!”.
De beloofde regen houdt woord. Drie maal een stortbui, daartussen blijft het sieperen. Het volk kruipt opeen onder wat een dak lijkt, of zet de paraplu op. Maar het programma gaat dapper voort en het volk blijft geanimeerd aanwezig. Ik houd stand onder een cape van superdun plastic, voor een dollar snel gekocht in een winkel die ik niet durf te noemen. Jawel, wie is daarvoor uitgebuit? Mijn lijf blijft in de buurt van droog, haar en pantalon sijknat en mijn schoenen doorweekt.
Een oude vrouw van 92 doet haar verhaal. Groot applaus. Een andere vrouw weet: „Is Romero hier aanwezig?” „Ja”, bevestigt het hele plein. „Is hij morgen dáár aanwezig?” „Nee”, weet het hele plein dat zij wil horen. Gelach. En dan weer diepernstige woorden, gebeden, gedichten. Ik krijg honger, koop een stevig stuk pizza. Anderen vermaken zich met een tamal (in bananenblad gekookte rijst met vlees en kruiden). Als vegetariër heb ik maar beperkte keuze in dit land, ondanks een groot aanbod van veel privé stalletjes. De Informele Markt tiert nog steeds welig in El Salvador, ondanks de dollar. Of dank zij de dollar? Het is niet gelukt het gretige handelsvolk te trimmen naar de maat van het groot-kapitaal. De armoede helpt natuurlijk stevig mee, velen moeten overleven van die piepkleine han-del. Salvadoreños zijn net Nederlanders: leven met de rug naar het continent en handelen met de overgave van zeevaarders. Onze voorouders dan, toen er nog echt vrije handel was en niet die door de beurs gestroomlijnde grote multinationals die alle kleine handel al geplet hebben. Als je vrije markt wilt zien moet je naar El Salvador gaan, en dan vooral naar een evenement. Zoals de zaligverklaring van Oscar Romero. Daar is vrije markt! En de klant is er echt nog koning. Iedereen is superlief tegen je, je gevoel van eigenwaarde stijgt behoorlijk. De rest van de wereld is vergeten hoe dat gaat.
Om elf uur ’s avonds vond mijn rug dat het welletjes was. Het feest pas vol in gang, maar maandag moet ik weer fit zijn voor nog drie stevige dagen met onze meiden uit Arcatao en omstre-ken. Ook de anderen vonden het wel mooi geweest, het werd ook een beetje meer van hetzelfde. Leve Romero! Leve de Basisgroepen! Helemaal mee eens, maar mijn rug is me ook dierbaar.
In het hotel blijkt er eentje ziek, maar is dat nou voedselallergie of die enge chikungunya? Een arts gaf uitsluitsel: voedselallergie. Maar onze gastheer is wel zijn avond met het volk misgelopen, want hij bekommerde zich zeer om Andrea uit Colombia. En ik bleef zolang bij het volksfeest, omdat ik hem ook nog had verwacht… Het gerucht is dat niemand van ons naar de grote oploop wil, omdat je toch in de straten blijft hangen. Latijns-Amerikanen weten niet wat El Salvador is. Sukkels!
Volksfeest
Zaterdagmorgen, ik sta vroeg op, en dan blijken we toch met ons vieren te zijn. We gaan om 7.00 uur op pad, met andere hotelgasten mee die de weg weten. De Mis zal om 10.00 uur zijn. We gaan vroeg, in de hoop nog een plek te bemachtigen die het zinvol maakt dat we gingen. De weg blijkt eenvoudig, te voet af te leggen, ons hotel is gekozen dicht bij het feest. Waarom ons dat nou niet eerder was verteld? Hadden we heel autonoom kunnen kiezen!
En jawel, ik beleef meteen de diepe vreugde van het Salvadoreense volk zoals ik het heb leren kennen. Een intensieve verkoop langs de weg. Mijn drie dames uit Colombia en Bolivia die met me meegaan, hebben geen benul. Uit hun onnozelheid begrijp ik, dat het Salvadoreense volk echt een eigen ziel heeft: spetterend in alle opzichten. Zij wilden per sé ontbijten in het hotel, hoewel er op ons niet zo vroeg gerekend was, iemand had voor ons een laat ontbijt besteld. Ik verzekerde hen dat ze op straat ontbijt zouden vinden. Mij geloofden ze niet, ik als Nederlandse …
We hadden de hoek van de straat nog niet bereikt of we waren al vier mogelijkheden tot ontbijt gepasseerd. Karretje koffie met ‚pan Frances’; karretje popusas; karretje mango’s; karretje Tama-les.
En twee van hen hadden het dunste bloesje aangedaan dat in hun koffertje zat: met spaget-tibandjes.”Ja, want het wordt hier zo heet.” „ Ja, stom dus, de zon gaat je verbranden!”
Langs de weg struikelden we over de vrolijke verkopers: pluchedieren, molentjes, nepschildpad-den aan draadjes, water, rozenkransen, en ja, ook een boel Romero’s, maar dat was toch de minderheid van het aanbod.
Ons groepje werd steeds meer deel van een stroom mensen en zo kwamen we bij de brede boule-vard die recht naar het plein leidt waar het grote altaar was opgezet voor het feest. De boulevard was afgezet voor auto’s, vandaag gegeven aan het volk. Daar was het werkelijk je een weg banen door de verkopers, en nu was Romero weer het grote aanbod. Romero in vele maten en kleuren. Maar ik was al voorzien, gelukkig. Het moment suprème deed de prijzen stijgen. Vrije markt! Afdingen mag ook.
Om 7.30 uur hadden we een goede plek veroverd. Dicht bij een groot scherm waarop alles te vol-gen was, onder een dak dat enige zon tegenhield, tussen een basisgroep die al op de grond zat en een basisgroep die had postgevat met een spandoek, zichtbaar voor camera’s. Het scherm was op een loopbrug voor voetgangers bevestigd, en daar schuilde ook menig cameramens om ‚het volk’ te bespieden.
Wij waren bij het eerste grote scherm na het echte gebeuren, in de verte konden we de grote hoop priesteres in wit en de tronende bisschoppen en priesters in rood (liturgische kleur van de mar-telaren) nog goed onderscheiden. Op ons scherm verschenen ze als een eindeloze optocht van mannen in witte jurk met slappe witte hoeden op het hoofd. Zij namen de plek in van de vele lege stoelen, die we al op het scherm hadden gezien. Mijn Colombiaanse begeleidster: „Er zijn nog heel veel lege stoelen!” en ze wilde al opspringen om verder te lopen. Ik kon haar overtuigen dat die waren gereserveerd voor speciale gasten.
Onwillekeurig moest ik bij die enorme hoop priesters denken aan ons grapje over Malta, dat Arab-ischtalige rooms katholieke eiland onder Italië dat twijfelt tussen steppe en woestijn. „Als elke priester een boom was, zou Malta een paradijs zijn.”
Tijdens de hele viering bleven de verkopers door ons heen kruisen: water, ijs, snoep, nootjes, tor-tilla, popusa (gevulde tortilla), „miauw’-pijpjes, coca cola (het zal eens niet zijn), molentjes…
Het omringende volk was in feeststemming. Wij werden geïdentificeerd als buitenlanders en door de omgeving omhelst en welkom geheten. Sommigen wilden een selfie met ons. „Geweldig, Romero is niet alleen van Latijns Amerika, hij is echt van de hele wereld!”
Applaus toen de celebranten op doek verschenen. Gejuich toen de burgemeester van San Salva-dor op doek verscheen. Hij bijkt bijzonder populair te zijn bij het volk, doet goede dingen. Het enthousiasme was van dien aard, dat ik meende een populaire voetballer te zien langsschuiven!
Dit volk maakt ook soepel de overgang van groot feest naar nijvere verkoop naar diepe vroomheid. Met volle overgave werd meegebeden en meegezongen, zover de gezangen bekend waren. De vaste gezangen waren niet bekend. Nieuwe compositie voor de gelegenheid? Een melodie die meer van doen heeft met de stijle introverte Europese gezangen, dan met de sprankelende volks-geest in dit land. Spaanse componist? Twee gezangen dan toch uit het liedboek van de bevrijdingstheologie. Geestdriftig meegezongen, iedereen kent de tekst uit het hoofd.
Diplomatiek
Kardinaal La Calle had een diplomatieke preek, die een enthousiast volk in volle overgave aan Romero kon tevredenstellen, omdat hij soms iets zei dat refereerde aan het volksgevoel. Romero was een martelaar. Een bisschop. Een goede bisschop. Een profeet (hij kreeg het gezegd). Ap-plaus bij elke zin die iets liet horen als bevestiging van het volksgebeuren.
En de man speelde het klaar, om Romero te citeren als seminarist, en een andere vroege gele-genheid. Maar géén enkel woord van Romero uit zijn tijd als aartsbisschop, terwijl al zijn preken en conferenties gedocumenteerd zijn, op schrift en veel ook op band. En preken die vol stonden met sterke zinnen, en theologisch stevig voer waren. Géén enkel citaat.
Het gemis werd helemaal goed gemaakt door al de T-shirts van het volk om ons heen, die samen een bloemlezing waren van Romero’s sterke zinnen, inclusief datum van de preek.
Wat mij erg opviel op het levensgrote scherm met de hoofden van de geestelijken soms super-groot boven ons: alleen de priester die het evangelie las keek ons aan. Alle anderen keken strak op hun blad, zonder contact met het volk.
Maar het leek de mensen om ons heen niet te deren. De manifestatie bij de constitutie mag dan stevig geweest zijn, controversieel en opstandig. Hier was het volk samen om samen deze grote man te vieren die eindelijk ook was erkend door Rome. De basismentaliteit om met iedereen vriendelijk te zijn, had nu de overhand. Dit was een gezamenlijk moment en voor dit moment werd het La Calle vergeven dat hij de zetel van Romero heeft bestegen.
Tijdens de communie bleek, hoe goed het geheel was georganiseerd. Een grote groep vrijwilligers in geel T-shirt met gele paraplu begeleidde een even grote groep priesters die de communie onder het volk gingen ronddelen: twee kilometer vierbaans autoweg tjokvol mensen! En toen zij nog te-rug moesten, liep het volk al weg. Sommigen zochten glimlachend hun weg tussen volk en verko-pers door, anderen klemden de mandjes met hosties in hun handen alsof ze Jezus moesten beschermen tegen aanslagen. Dit leek me overigens vooral een generatieverschil, meer dan ideol-ogisch. de ouderen glimlachend, de jongeren gespannen. Al die priesters, ook verzoenend, of ver-sluierend? Onder de vele priesters waren er uit alle landen, maar ook uit alle theologische wind-streken.
Commentaren
Enkele commentaren opgepikt bij de Vigilie: „De priesters en bisschoppen die de zaligverklaring jarenlang wisten tegen te houden, staan morgen mogelijk voorin om hun gewicht met hem te ver-groten.”
„Maar wie toch heeft deze datum gepland voor de zaligverklaring? In mei beginnen de geweldige regens, wie nam dat risico? Iemand die hoopte dat het volk zal wegblijven?” „Of, wie weet, gewoon bedacht door het Vaticaan vanwege Pinksteren?”
De discussie rond het thema voor de viering werd verklapt. Aanvankelijk was het Thema: „Romero, martelaar uit liefde”. De Conferentie van Religieuzen heeft zich tot de kardinaal gewend en helder gemaakt dat dat wel álle angels uit de heilige haalt. Het werd nu: „ Romero, martelaar uit liefde voor het volk.” Veel volk droeg teksten mee: „ Martelaar door het geloof.”
Hoe de discussie ook zal verder gaan, één stap is niet meer terug te voeren. Hij is als martelaar erkend.
Nog zo’n discussie onderweg: „ La Calle heeft toch zijn positie veranderd, hij is in staat zich te bekeren.” „En gewoon constateren dat hij een opportunist is?” „Maar hoe weet je het verschil tus-sen een opportunist en een profeet?” „Een profeet is iemand die zich bekeert en daar slechter van wordt. Een opportunist is iemand die zich bekeert en er beter van wordt.” (vrij vertaald) Gelach.
Duidelijke Tekenen
Op de terugweg was de verkoop al aan het inzakken. De prijzen zakten mee. Er werd nog verkocht, maar het enthousiasme was er uit. De dollar heeft de armoede verdiept. Het volk wist dat, het volk heeft geen economen nodig. Najaar 2000 lanceerde de partij van het gewapende conflict die nog steeds de macht had het idee van de dollar. Naast de eigen munt, de peso. Groot protest. Voor 15 januari 2001 was een grote demonstratie georganiseerd. 13 Januari was er een vernietigende aardbeving in het land. Half februari was er weer een zware aardbeving en daartus-sen bleef de aarde schokken. Half februari was de dollar een feit.
Wie nog peso’s wilde, kon in San Salvador bij één bank terecht, op de hoogste etage, bij één loket dat in de middag één uur open was…
Op het moment dat de zaligverklaring werd uitgesproken, werd de hemel boven ons versierd door een grote circulaire arco-iris. Verleden maand al eens verschenen aan de hemel van Latijns-Amerika. Maar het blijft een bijzonder fenomeen. Een fascinerend gezicht, jammer genoeg zaten wij half onder een dak.
En bij de Vigilie, toch vooral volksfeest op alle plekken, die stortregens. Wat wil God zeggen?
Het volk was afgeleid door die arco-iris, dit was toch wel een teken van Gods Aanwezigheid en In-stemming. Romero was ook hier aanwezig, duidelijk! En Jezus. En God. Maar Romero’s aan-wezigheid was wel het belangrijkste nu.
Met zulke natuuverschijnselen die ingrijpen in het volksprotest of de volksvreugde ondersteunen, is het lastig om niet te gaan geloven dat jouw volk een uitverkoren volk is, waar God zelf rechtstreeks ingrijpt. Het aardige is, dat het meest aanwezige thema op de T-shirts was: „San Romero de Amé-rica”. Men is van harte bereid hem te delen.
Achter me, terwijl ik dit schrijf, zijn de buitenlandse gasten in ons hotel aan het spreken over die arco-iris precies tijdens de zaligverklaring. De Salvadoreense dame van het hotel weet zeker dat dit een teken van God is die met het volk is, en helemaal eens met deze verheffing van Oscar Romero. Hij hoeft geen wonder meer te doen, het is al geschied!
Wat toch gemist werd in de Viering, al is er weinig bereidheid tot kritiek, want het is vooral feest: bij de voorbeden geen enkel woord over de vermisten, de vele andere martelaren. Geen woord over de huidige vermisten, het huidige geweld. Geen enkel woord over het diepe onrecht dat blijft voortgaan en de mensen in diepste armoede houdt. Overigens werd er voorafgaand aan de Vier-ing ruimte gegeven aan de harde feiten in het land uit de tijd dat Romero aartsbisschop was.
De tijd zal leren, of deze Heilige van het Volk een volksheilige blijft, of toch ongevaarlijk gemaakt zal worden in de handen van de hogere klasse die geen behoefte heeft aan een profeet. De diplo-matie van La Calle was slim. Maar hij is niet het soort mens dat geliefd is bij het volk. En Romero heeft één ding voor op vele andere heiligen: zijn bewogenheid, liefde, scherpe analyse en driftige aanklacht aan het adres van de heersende elite zijn vastgelegd in geschriften. Niemand kan onop-gemerkt aan de haal gaan met hem.
b. Monniken in Algerije Film Des Hommes et des Dieus
Als een terrorist mij vandaag vermoordt
Als ik ooit - en dat kan vandaag al zijn - het slachtoffer word van het terrorisme, dat nu blijkbaar alle vreemdelingen wil treffen die in Algerije wonen, dan zou ik graag hebben dat mijn gemeenschap, mijn kerk, mijn familie zich herinneren dat mijn leven was GEGEVEN aan God en aan dit land. Dat ze aanvaarden dat de enige Meester van alle leven niet vreemd kan zijn aan dit brute einde. Dat ze voor mij bidden: hoe zou ik een dergelijk offer waardig bevonden worden? Dat ze een verband leggen tussen deze dood en de even gewelddadige dood van zoveel andere mensen waaraan men onverschillig voorbijgaat, omdat de slachtoffers naamloos blijven. Mijn leven is niet meer waard dan dat van een ander. Ook niet minder. In ieder geval heeft het niet meer de onschuld van de kinderjaren. Ik heb lang genoeg geleefd om te weten dat ik mede schuld heb aan het kwaad dat in de wereld helaas lijkt te zegevieren, zelfs aan het kwaad dat me blindelings kan treffen. Als het zover is, zou ik graag in een flits de luciditeit hebben die me in staat stelt vergeving te vragen aan God en aan mijn broeders in het menszijn en tegelijk van ganser harte hem te vergeven die mij ombrengt. Ik verlang een dergelijke dood niet. Het lijkt me belangrijk dit uitdrukkelijk te stellen. Ik zie immers niet hoe ik mij erover zou kunnen verheugen dat dit volk, waarvan ik houd zonder onderscheid, van mijn dood wordt beschuldigd. Wat men misschien de 'genade van het martelaarschap' zal noemen, is te duur betaald als ik ze verschuldigd zou zijn aan een Algerijn, wie dan ook, vooral als hij beweert te handelen uit trouw aan wat volgens hem de islam is. Ik ken de minachting die de Algerijnen in het algemeen ten deel is gevallen. Ik ken ook de karikaturen van de islam die door een bepaald islamisme in de hand worden gewerkt. Het is al te gemakke- lijk zich een goed geweten aan te praten door deze religieuze weg te identificeren met de verschillende vormen van fundamentalisme van zijn extremisten.
Algerije en de islam zijn voor mij iets anders, ze zijn een lichaam en een ziel. Dat heb ik, denk ik, vaak genoeg verkondigd. Ik heb niet verzwegen wat ik ervan ontvangen heb, en dat ik er zo vaak de leidraad van het evangelie in heb teruggevonden, dat ik trouwens in Algerije heb leren kennen op de knieën van mijn moeder, mijn allereerste kerk. En toen al gebeurde dat met respect voor de moslimgelovigen. Mijn dood zal natuurlijk allen gelijk lijken te geven die mij afdeden als naïef of een idealist: 'Zeg eens, hoe denk jij er nu over!' Maar die mensen moeten weten dat wat mij het meest kwelt en nieuwsgierig maakt, eindelijk een bevrijdend antwoord zal krijgen. Ik zal immers, als het God behaagt, mijn blik kunnen laten opgaan in die van de Vader om samen met Hem naar zijn moslim- kinderen te kijken. Dan zal ik ze zien zoals Hij ze ziet, badend in het licht van Christus' heerlijkheid, vrucht van zijn Passie en bekleed met de gave van de Geest, die altijd met verborgen vreugde gemeenschap tot stand zal brengen en, spelend met alle verschillen, de overeenkomsten herstelt. Dit verloren leven. Helemaal van mij, helemaal van hen. Ik dank God die het blijkbaar in zijn geheel voor die VREUGDE heeft bestemd, ondanks en niettegenstaande alles. In deze DANK, waarmee nu alles over mijn leven is gezegd, sluit ik jullie natuurlijk ook in, mijn vrienden van gisteren en van vandaag, en jullie, mijn vrienden van hier, die samen met mijn moeder en mijn vader, met mijn zusters en mijn broers en hun familie het honderdvoudige zijn dat mij geschonken werd, zoals beloofd was! En ook aan jou, mijn vriend van het laatste ogenblik, die niet geweten heeft wat je deed. Ja, deze DANK en dit À-DIEU zijn ook gericht aan jou in wie ik het gelaat van God zie. Moge het ons gegeven zijn elkaar als gelukkige moordenaars weer te vinden in het paradijs, als het God behaagt, die ons beider Vader is. AMEN! Insjallah! Algiers, 1 december 1993, Tibhirine, 1 januari 1994 Christian (de Chergé)